top of page

Werking van de wind -en zeestromen.

Wind -en zeestromingen

 

Het uit water bestaande omhulsel van de aarde is onderhevig aan bepaalde stromingen. De aandrijvende kracht van deze stromingen verschilt.

Men maakt onderscheid tussen: driften, die afhankelijk zijn van de wind, stromingen, die door de getijden worden veroorzaak en stromingen, die ontstaan door verschil in dichtheid.

 

Driften zijn oppervlaktestromingen, die in eerste instantie door de wind worden veroorzaakt. Ze zijn afhankelijk van zijn verloop gedurende de jaargetijden, de kracht en de richting. Zo worden de gelijkmatige stromingen aan de westkant van de continenten door de passaatwinden veroorzaakt. Deze passaatwinden waaien het hele jaar door uit dezelfde richting. Moessonwinden leiden tot wisselende stromingen in het noordelijke deel van de Indische Oceaan.

 

Door de werking van de rotatie van de aarde wordt er een afbuigende kracht op de zee uitgeoefend, de corioliskracht. Op het noordelijk halfrond is de corioliskracht naar rechts gericht, op het zuidelijk halfrond naar links.
Deze kracht buigt de driften spiraalvormig af ten opzichte van de windrichting. Het watertransport loopt precies loodrecht op de windrichting. Dat betekent, dat in de gebieden met westenwind op het noordelijk halfrond de waterstroom naar het zuiden gaat en dat in het gebied van de passaat het water naar het noorden stroomt.

Door getijden veroorzaakte stromingen ontstaan onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan. Door de aantrekkingskracht van de maan ontstaan eb en vloed. Hoewel de uitwerking daarvan gering is in de oceaan, blijft deze aan de kust niet onopgemerkt: daar veroorzaken deze stromingen twee maal per dag eb en twee maal per dag vloed. In tegenstelling tot oppervlaktestromingen wordt door de getijdenstroom de hele waterdiepte tot aan de zeebodem beïnvloed.

 

®

© 2023 by Trademark.
Proudly created with
Wix.com

  • Wix Facebook page
  • Wix Twitter page
  • Wix Google+ page
bottom of page